De kinderen die naar Knappe Koppies komen hebben net als alle kinderen te maken met situaties waarin een ander misschien iets van je afpakt. Of wanneer je beurt voorbij gaat, je zomaar wordt overgeslagen als iemand iets uitdeelt of een ander iets zegt dat jij niet leuk vindt.
Hoe kinderen daarmee omgaan hangt natuurlijk af van aangeleerde gedragspatronen in combinatie met persoonlijkheid. In ons groepje zitten hele diverse kinderen. Er zijn kinderen die het lastig vinden om van zichzelf te laten horen, zichzelf liever wegcijferen en zich ook geregeld anders voelen dan de rest. En er komen ook kinderen die zich relatief snel aangevallen voelen, geleerd vanuit eerdere ervaringen. Deze kinderen reageren met meer boosheid op bovenstaande situaties.
Vandaag gingen we met deze thema’s bezig. Niet alleen maar praten, maar vooral ook ervaren. Voor deze kinderen is het zo fijn om te voelen en het vervolgens weer te kunnen koppelen aan hun denken.

We begonnen in de kring met het lezen van een verhaal over een meisje dat voor het eerst naar de Naschoolse Opvang ging. Daar kreeg ze te maken met allerlei uitdagingen, zo werd haar banaan afgepakt en werd ze overgeslagen en moest ze zelf bedenken wat ze wilde spelen en vragen of ze mee mocht doen.
Tussendoor stelde ik vragen aan de kinderen. Over hoe het meisje zich voelde en wat ze ervan vonden. De kinderen waren ontzettend betrokken bij het verhaal en ik hoorde complexe gevoelens, zoals ‘Ze voelt zich moedig’ (Thijs) voorbij komen. En ook werd er beschreven dat ze eerst verlegen was en nu trots op zichzelf dat ze het tóch had gedaan (Sophie en Ruben). Het maakte veel los, er werden ook persoonlijke verhalen gedeeld.

Toen werd het tijd om de kinderen te gaan laten spelen met ruimte innemen en ruimte geven. Het gaat tenslotte om die balans die maakt of je op een adequate manier voor jezelf kunt opkomen. Opgedeeld in twee groepjes kregen ze een touw. (Omdat ik de meiden heb begeleid, beschrijf ik hoe het in dat groepje ging). De opdracht was om het om het touw om je heen te leggen op zo’n manier dat het voor jou goed voelde. De andere kinderen mogen niet dichter bij je komen dan waar het touw ligt. Demi mocht als eerste en legde het touw heel zorgvuldig op de goede afstand. Ze testte het uit door verschillende plekken in haar cirkel in te nemen. We lieten zelfs een persoon achter haar staan en twee voor haar. Dat voelde allemaal precies goed.
Sophie gaf aan heel veel ruimte nodig te hebben, het touw was haar eigenlijk niet lang genoeg. We bekeken hoe het voelde op die manier. Emma en Demi gaven aan dat ze op deze manier erg hard moesten praten om Sophie te bereiken. Was dat wel zo fijn? Sophie zette zelf in haar cirkel een stap dichterbij. Zo voelde het beter. Maar toch was het voor haar fijn om zoveel ruimte met het touw om haar heen te blijven houden. Dit bespraken we. Het lijkt dus fijn om zelf de controle te hebben, de invloed te hebben. Je kan dan zelf beslissen of je een stap naar voren of naar achter zet. Lily knikte daarbij heftig. Voor haar was dat ook fijn. Zij mocht nu het touw om zich heen leggen. Voor haar was het touw niet te kort, ze legde hem in een cirkel om zich heen. De andere meiden kwamen met hun tenen tegen het touw aanstaan. Voelde dat nog oké? Ja, Lily voelde dat het goed was. Niet ver en ook niet superdichtbij. En hoe was het om de meiden in de ogen te kijken? Ook niet erg. Ik ging voor haar staan. Hoe voelde dat? Lily gaf aan dat ook dit oké was. Ik benoemde dat het soms zo kan zijn dat de ene persoon wel dichtbij je kan komen zonder dat het ongemakkelijk voelt en de ander niet. Een volwassene is misschien weer anders dan een kind, alleen al omdat ik groter ben.
Als laatste maakte Emma een cirkel met het touw. Zij deed vandaag voor het eerst mee. Ze maakte een hele kleine cirkel en daardoor kwamen de andere meiden erg dicht bij haar staan. Ik vroeg haar hoe dit voelde en Emma gaf aan dat het fijn was. Waarom was het fijn? Ze zei dat als ze verlegen is, het juist fijn is om andere kinderen erg dichtbij je te hebben. Dan kun je ook een beetje verschuilen. Ik vroeg aan andere kinderen of ze dit herkenden. Vooral Demi en Lily herkenden dit wel. ‘Dus het verschilt, misschien ook per situatie of je mensen graag dichtbij of iets verder weg hebt?’ Ja, knikten ze allen.

Met deze kennis op zak begonnen we aan de volgende opdracht. In de ruimte lagen matten in twee kleuren tegenover elkaar. Tussen die matten in was een lege ruimte, waar precies nog een gekleurde mat tussen paste. De twee groepjes kinderen namen tegenover elkaar plaats. Ieder achter op het mate van een eigen kleur. We stelden ze de vraag wat er met de ruimte tussen hen zou gebeuren als bijv de kinderen op de paarse mat tegen de kinderen op de blauwe mat zouden zeggen ‘wat heb jij een lelijke trui aan.’ We vroegen het aan de ontvangers. Ruben zei dat hij dan terug zou roepen dat ze zelf lelijke kleren aan heeft. Hij bewoog wild naar voren. Als je zo reageert wat gebeurt er dan met jouw ruimte? Krijg je dan meer of minder ruimte? ‘Meer!’ riepen Thijs en Ruben. De paarse mat werd in de lege ruimte gelegd om te laten zien hoe ze zo ruimte ‘wonnen’. Thor gaf aan dat hij anders zou reageren, hij zou zich naar voelen en het tegen de leerkracht gaan zeggen. Wat gebeurt er met jouw ruimte als je je zo naar voelt? ‘Die wordt dan kleiner,’ wisten hij en ook de meiden tegenover hem te zeggen. Ook dat hebben we beelden gemaakt, door de paarse mat weer weg te halen en er en blauwe mat neer te leggen.
Zo ging het door, met verschillende stellingen hebben de kinderen ervaren wat er met ruimte gebeurt als iemand iets naars tegen je zegt of als er iets oneerlijks gebeurt. Het werd heel goed zichtbaar wat de verschillende reactiepatronen van de kinderen waren. Ze hebben ook gevoeld wat er tussen twee uitersten in zit. Je hoeft niet te gaan dreigen of schelden en je op die manier te verdedigen, je kunt ook rechtop blijven zitten en zo ruimte creëren. Onder andere voor Ruben was dit een mooie oefening.

In de pauze werd er veel contact gelegd en gepraat over van alles en nog wat. Daarna deden we een creatieve opdracht. De kinderen mochten een landschap met daarin een boom tekenen. De boom heeft goede grond en ruimte nodig om te groeien. Net als de mens om zich tot een gezond persoon te kunnen ontwikkelen. De kinderen tekenden er op hun eigen manier op los. De ene boom kreeg goede wortels en de andere boom een gat in de stam. Daarna kwam de volgende fase: de samenwerking. Er werd aan de kinderen gevraagd bij welke tekening ze met hun boom zouden kunnen aansluiten? Wanneer er een maatje was gevonden, legden we een nieuw vel papier tussen de tekeningen. ‘Hoe kan dit lege blad worden gevuld zodat er een natuurlijke overgang komt.’ Daar hebben ze allemaal manieren op gevonden en er werd heel leuk samengewerkt. Dit staat symbool voor het vinden van je plek  tussen gelijkgestemden en mensen waarbij je je veilig voelt.
Na afloop mochten de ouders binnen komen kijken naar de creaties en werden er afspraken gemaakt over hoe de gemeenschappelijke tekeningen werden verdeeld. Wat een mooie ervaringen weer!

*Namen werden aangepast.